16 november 2018

La Dame Brune : CONCERT UITGESTELD naar 26 jan.

Helaas kan de premiere van La Dame Brune a.s. zondag de 18e november niet doorgaan. Ik moest gisteren met spoed een oogoperatie ondergaan. Alles is goed gegaan en binnen twee weken zie ik weer scherp, maar erg erg jammer: annulering van concert.

GRAAG ZIEN WIJ JULLIE ALLEMAAL OP 26 JANUARI 2019 om 20.30u in Theater de Molen in Beuningen, voor een nog rijker gerijpte voorstelling van LA DAME BRUNE.

5 november 2018

La Dame Brune, de laatste details

Twee inspirerend warme huiskamer optredens hebben La Dame Brune overtuigend op de kaart gezet!

Nu op naar 18 november, als we de theaterversie ten doop gaan houden in Theater de Molen in Beuningen  https://theaterdemolen.nl/programma/la-dame-brune.

Het is ontzettend leuk om met de laatste details bezig te zijn: de mise-en-scene is een heerlijk proces van goede en minder goede ideeën, van uitwerken en dan toch weer schrappen. Net als een half jaar geleden toen ik me door de keuze van de speellijst worstelde… Maar het einde nadert, en het wordt prachtig: sober en heftig tegelijk, ik kan het niet anders dan dat.

Al vast als voorproefje, les dames brunes….  :

     

 

 

 

4 september 2018

Vierentwintig

Ik hoop dat als ik oud zal zijn en rimpelig en grijs
En ‘s morgens in de spiegel kijk, dat ik dan naar haar wijs
En dat ik dan verbaasd zal zijn en uitroep: wie is zij?
Wie is die oude bes en waarom kijkt ze zo naar mij?

En dat ik voor de kastdeur sta, en dan wanhopig zoek
Naar haltertopje, minirok, hoge hakken, korte broek.
En gefrustreerd en zuchtend kies ik dan als compromis
Een rood gebloemde jurk en een vestje met een bies

En in de bus of tram dat ik dan vriendelijk beleefd
Mijn stoel afsta aan die meneer die witte haren heeft
En dat bij: wat mag het zijn, mevrouw? dat ik dan even schrik
En rondkijk in de winkel: wie? mevrouw? Oh dat ben ik!

En dat op weg naar huis als er een stratenmaker fluit
Ik dan blij verlegen glimlach, en verbijsterd in een ruit
Slechts een rood gebloemde jurk zie, en de man, en zijn blik
Naar hooggehakte benen, heel wat verder weg dan ik.

Ach mijn arme warme hart, mijn warme domme hart,
Al jarenlang wordt ze geschokt, bedonderd en verward
Want dertig, veertig, vijftig, ze negeert het eigenwijs
Ze blijft maar vierentwintig ook al zijn mijn haren grijs.

Ach, ondanks al die tegenvallers, ondanks elk chagrijn
Ik hoop dat als ik oud en rimpelig en stram zal zijn
Dat ik dan elke dag opnieuw verwonderd in de spiegel staar
Naar die oude bes met haar warme hart van
vierentwintig jaar

RvN 1sept18

31 juli 2018

Op naar 2 september in het Zalmkerkje in Millingen

In Millingen aan de Rijn staat ingeklemd tussen Rijndijk en Zalmstraat een klein kerkje. Gerard en Ineke Roelofs, twee enthousiaste maar vooral bijzonder aardige mensen, brengen elke maand leven en energie binnen de oorspronkelijk wat strenge muren. Een zeer afwisselend programma, altijd muzikaal, altijd de moeite waard.
Ik mocht er eerder al zingen. Ongeveer twee jaar geleden heb ik samen met Petr onze Jas daar uit mogen trekken. Letterlijk want “het vroor en was bitter koud”.

Dat zal nu anders zijn:
Zondagmiddag 2 september zing ik samen met Jeroen dwars door ons Franse chansonrepertoire L’ Amour Toujours.
Het zal zeker niet vriezen, de Waal- en vervolgens Rijndijk is een juweelroute voor elke vrolijke, snelle, bedachtzame en toerfietser, en De Liefde wacht in Millingen.
Om 14:00u begint het en om 15:00u trekken we er met z’n allen met kriebels in de buik weer op uit!
Toegang gratis, de hoed gaat rond!

27 juli 2018

Provence aan de Waal

Hup Rian, de hangmat uit!
Nu ons Noordzeestrand de Mediterannee het nakijken geeft en mijn tuin het nieuwe zuid Frankrijk is geworden leeft mijn francofiele ziel op en ben ik klaar met het “veel te warm om te werken”. Siësta is leuk maar mijn nieuwe plannen zijn super.

Zodra Jeroen en Gregor van vakantie terug zijn, komen de puntjes op de ie van
La Dame Brune: de nieuwe parel die al zo trots op mijn site prijkt, maar na enkele besloten voorstellingen pas dit najaar in première gaat.
Zet maar vast in de agenda:
18november 14uur Theater De Molen, Beuningen, reserveren is al mogelijk.

25 juli 2018

Hoera, update website!

Na een technische update en daardoor wat wijzigingen in de vormgeving ben ik blij met mijn nieuwe site!
En deze pagina krijgt meteen ook een nieuw leven.
Waar ik voorheen enkel af en toe een kort fictief verhaaltje schreef (zie alle onderstaande berichten), ga ik nu wat actueler ‘bloggen’: De verhaaltjes blijven misschien ook nu en dan opborrelen, maar ik wil vooral kwijt wat me muzikaal zoal bezighoud. Plannen, aankondigingen, inspiratie. Wellicht soms het begin van een nieuw lied….

….. of b.v. eentje die al af is:
De dag, de dood en het meisje

Door het open raam waait een stem door de straat
Van verlangen en melancholie
Ik loop door het lied en zoetjesaan vergaat
De avond in een melodie
In de verte het water van de volle rivier
Zonder einde en zonder begin
Lonkend naar leven ergens, ver weg van hier
Het leven dat ik zo bemin

En ik kijk naar de zon die ondergaat
In rose, lila en rood
En de lucht wordt kil
En de vogels zo stil
Want de dag, de dag die gaat dood

De weg loopt omlaag en als metgezel waait
Een leeg blikje met me mee
De wind tilt het op en het tuimelt en draait
Rolt dan kletterend naar benee
Hoe lager ik kom des te vager de geur
Van gebakken frites en vertier
Tot alleen nog de stil ingehouden majeur
Van de zilvergrijze rivier

Aan de oever gekomen kijk ik even nog om
Naar de stad, ze mompelt nog zacht
En ze knipoogt nog licht, aan en uit, om en om
In het naderend blauw van de nacht

En ik kijk naar de zon die ondergaat
In rose, lila en rood
En de lucht wordt kil
En de vogels zo stil
Want de dag, de dag die gaat dood
RvN 17jan17 – 25jul18

3 maart 2016

Georges et Jeannot 1

Georges wordt wakker. Hij luistert naar de stilte, die veel harder lijkt te klinken dan normaal. Net zoals de haan, trouwens.

Georges… mijn Georges…. Wat was hij mooi. Van toeten nog blazen wist ik. Ik kende de geur van het dampende dal als de zon opkomt. Ik kende het scharrelen van de marter in de ochtend en het snorren van de poes in de zon. Ik kende de route van de steenarend, cirkelend boven de randen van de bergrug.
Ik kon hout hakken, een kip slachten, en van elk restje nog iets lekkers maken voor het avondeten.
Maar ik wist niks van de liefde. Ik wist hoe de hond klaarstond als ze loops was, ik wist hoe een geit moest lammeren. Ik kon melken als de beste. En ik wist dat mijn menstruatie kwam omdat ik nou eenmaal een meisje was, en daardoor vrouw werd. Maar dat de knecht van de de buren mijn moeder stiekem in haar billen kneep, daar had ik geen idee van. Naïef en onbevangen was ik, van het ontwapenende soort. En zo was het nog steeds toen ik als jonge vrouw opeens oog in oog stond met Georges.
Het was kerstmis en de kerk liep uit, de kerk waar we lang niet alle weken kwamen, omdat het anderhalf uur lopen was vanuit Mesnil naar beneden, naar Bourdin, daar waar de Chartogne uitmondt in de Plaize. De pastoor had dan ook nauwelijks oog voor ons, kwam zelf in ieder geval nooit verder dan Aguille, waar de Chartogne iets breder wordt en de wagens nog kunnen keren.
George zijn ogen waren donker als de nacht, en zijn krullen woest en zwaar, ondanks zijn duidelijke pogingen om ze voor deze gelegenheid te temmen. Stroef en houterig stond hij daar, afwerend. Toch keek hij me aan. Toch kwam hij niet in beweging toen zijn familie vertrok. En ik, ik werd licht als een ganzendonsje.
Maar mijn broer, die op zijn beurt weer door vader vooruit werd geduwd, trok al ongeduldig aan me. Moeder was thuisgebleven, ondanks de heilige nachtmis, ze leed aan heftige hoestbuien.

Georges scharrelt rond in de keuken. Het is koud. De weersvoorspelling is prachtig, warm zomerweer. Vanmiddag ongetwijfeld, de lucht begint helder blauw te kleuren, maar zo vroeg in de ochtend heersen de bergen. De hoge rotswand aan het eind van het dal is de baas, altijd zo geweest ook. Kil en somber. In de winter mag de zon er slechts een paar uur overheen, maar vanmiddag krijgt het warme licht ruim baan. De was kan buiten drogen.
Georges snijdt plakken van het oude brood en klemt ze in het gloeiende rooster. Eerst maar eens koffie zetten nu.

23 februari 2016

De koffer 2

Glinsterend ligt het om mijn pols. Net iets te lang, een restje ketting bungelt naar beneden. Oom Wim zegt dat het niet erg is, dat ik het volgend jaar dan ook nog pas. En dat hij dan weer een nieuw bedeltje voor me meebrengt. Ik zeg niks. Met bonkend hart kijk ik naar het prachtige hertje. Eenzaam wiegt het heen en weer. Ik ben blij en bang. “Vind je het mooi?”, hoor ik oom Wim vragen. Snel deins ik terug, ja, ja, heel mooi. Zijn hand komt opnieuw naar mijn pols, ik draai me om en ga bij mama op schoot zitten, mijn handjes in mijn rok verstopt. “Wat prachtig lieverd”, zegt ze, “en kijk eens hier!”. Dan pas zie ik ze, alle kleine cadeautjes: papa, mama, Leo en Dirk, opa en oma, tante zus, tante Willy en oom Gerard, Ben en Suusje, mevrouw Albers van hier naast, Wiesje die altijd komt poetsen. Allemaal beginnen ze te zingen en bij “Hoera!!” houden ze allemaal een zelfde feestelijk ingepakt doosje in de lucht. Onhandig frutselend pak ik ze stuk voor stuk langzaam uit, het schaapje en de theepot, het kruisje en het wandelwagentje, het schoentje, het vogeltje, het hondje. Een madeliefje van tante Willy en een paddenstoel van oom Gerard. Een poesje en een paardje van Ben en Suus. Een kop en schoteltje van de buurvrouw en als laatste een kaboutertje van Wies. Prachtige kleine smeedwerkjes van glimmend zilver. “Kom nog maar eens hier, dan zal ik ze er aan vast maken!”. Oom Wim gaat naast mama zitten trekt me op schoot. Hij pakt mijn pols, wriemelt het armbandje weer los, en legt het op tafel. Hij pakt me nog een keer stevig vast, drukt zijn buik tegen mijn rug en trekt met zijn andere hand de stoel dichter naar de tafel. De harde rand drukt tegen mijn ribben, mijn billen kunnen geen kant uit. Zijn warme zure adem strijkt langs mijn hoofd. Met een puntig tangetje worden één voor één alle kunstwerkjes aan het armbandje geklemd, de ringetjes voorzichtige open en dicht gebogen. “Bravo”, klinkt het vrolijk als hij het armbandje, glinsterend en zwaar, weer om bij me omdoet. Zijn ene hand houdt triomfantelijk mijn arm omhoog, zijn andere wurmt tussen mijn beentjes. Ik trek mijn arm terug naar het tafelblad en draai het kettinkje langzaam rond mijn pols. Het kriebelt. Keer op keer tel ik ze, al mijn prachtige bedeltjes.
Er daalde een zijdezachte sluier neer, die de hele zolder leek te koesteren. Aangenaam wiegde ik mee.  Tot de muffe lucht weer alles vlijmscherp stelde. Ik liet het armbandje terugvallen in het blikje en propte het onder in de koffer. Het rammelde schril, jammerlijk. Nog een extra duwtje en het verdween onder een rose badpakje. Ik trok de stola er weer overheen en haalde diep adem. “ Stomme ouwe stinkende rottroep!” Mijn stem klonk als een schorre kraai en mijn keel brandde. Alsof iemand me dwong om schuurpapier te eten. Ik kreeg het niet weggeslikt.
Twee ferme klikken en met een flinke zet verdween de koffer weer onder de kast, een wolk stofjes wervelde vrolijk in mijn gezicht. “Verdomme!”, ik draaide me om, schopte een afgetrapte schoen opzij en roffelde de trap af.

15 februari 2016

De koffer 1

Met een felle klik sprongen de sloten open. Ik schrok er van. Raakte even van mijn a propos zelfs. Het bleef blijkbaar spannend, die twee schuifjes opzij duwen. Ik hield mijn adem in en zette mijn handen tegen de hoeken. Aarzelde even, duwde toen de verweerde bovenkant van de koffer langzaam omhoog. Een zweem van muffe vergankelijkheid steeg op, de geur van vage herinneringen. Het wasmiddel van mijn moeder.
Ik sta in de bijkeuken en kijk hoe ze vouwt. Rechtstreeks vanuit de droogtrommel: een meesterlijke uitvinding volgens haar. Hemd na hemd, broek na broek, één voor één trek ze ze tevoorschijn uit de duistere kluwen achter het ronde gat. De sokken bewaart ze tot het laatst. Gefascineerd ga ik zitten op het opstapje naast de deur. Nu begint het echte werk: het goochelen met die wirwar van kleurtjes en maten. De sokken van papa, groot genoeg om eerst glad gestreken te worden en daarna gevouwen en in elkaar gestoken. Keurige envelopjes in grijs, bruin en blauw. De beige en de gebloemde zijn van haarzelf. De gestreepte en geblokte in allerlei maten, sommige met stopgaten: mijn broers. Dan een heleboel kniekousjes, groene, rode, veel witte, en de allermooiste: roze met blauwe stippen. Allemaal van mij, en allemaal krijg ik ze één voor één toegeworpen. Vaardig ontcijfer ik welke bij welke hoort, en probeer net zulke mooie envelopjes te vouwen als zij, tong tussen m’n tanden. Mijn ogen hebben al zo vaak geoefend, dat het een makkie lijkt. Eindelijk ligt mijn schoot helemaal vol met innig in elkaar gestrengelde stelletjes. Ik kijk op en zie een lege trommel, ze is al weer helemaal klaar…
Bovenop lag het boek. Dan de stola, en de balletschoentjes. Daaronder wat ik zocht: een donkerrood blikje, het dekseltje beschilderd met roosjes. Zacht gerammel klonk eruit op terwijl ik het onder de brede sjaal vandaan trok. Mijn bedelarmbandje, kwetsbaar kleinood. Het schaapje gekregen van oma, de theepot van tante zus. Een kunstig wandelwagentje van mama en van papa een kruisje. Van opa het schoentje, een muiltje zoals het glazen van sneeuwwitje. Een vogeltje en een hondje van Dirk en Leo, mijn broers. Maar van wie toch alle andere bedeltjes en van wie toch ook al weer het armbandje zelf? Voorzichtig duwde ik het dekseltje open en staarde naar het kettinkje, dof en verkleurd door de jaren.