2 juli 2015

Pianoles

Toen ik binnenkwam met de boodschappen kwam een giftige sfeer me tegemoet.
Al jaren had ik Ineke op les en altijd al bij haar thuis, want ze was ver in de tachtig. Echter nog immer levenslustig, ontzettend vriendelijk en vol ambitie de piano de baas te blijven. Ze was onderwijzeres geweest, ongetwijfeld een aimabele, en sinds de dood van haar moeder woonde Ineke alleen. Maar ze ging nog met veel plezier naar haar bridgeclub en ook haar vriendinnen zag ze regelmatig. Hoewel de spoeling dun werd. Begrafenissen waren al lang geen treurnis meer, alles went immers.
Desondanks had het trappenhuis haar inmiddels verslagen, dus op een zekere dinsdagochtend belde ik Ineke vóór de pianoles even op voor een boodschappenlijstje; ik kwam toch langs de Super. ‘Oh, als je dat wilt doen, Brenda, dat zou heerlijk zijn’. Inmiddels is het een terugkerend ritueel: elke dinsdag twee volle tassen. Evenals trouwens de prachtige verhalen en anekdotes, en niet zelden de slappe lach. Dinsdag ochtend is dan ook met stip mijn favoriete ochtend van de week.
Hoe anders was het deze keer. ‘Oh Brenda, da’s waar ook!’ Ineke hield verschrikt de deur voor me open. Gealarmeerd door de schichtige blik in haar ogen liep ik gauw naar binnen.
Ineke bleek niet alleen te zijn. Een ongeveer even oude dame zat ijzig in de mooiste stoel bij het raam. ‘Dit is mijn zus, Jetty’, met een lichte zucht was Ineke me gevolgd. ‘Henriëtte Vermeer’, zo stelde de zus zich voor, ‘en wie bent u? Zo, speel je nou nog steeds piano, Ien? Toe maar!’ Jetty’s mond was een streep. Zodra haar zus wat wilde zeggen trok ze haar neus op en werd die streep een standje strakker. ‘Hoe kom je trouwens aan die piano? Schandalig om zo veel geld uit te geven op je ouwe dag. Je kon het vroeger al niet en je zult het nooit leren ook. Wat doe je de buren aan, zeg!’
‘Nou, ik geniet elke week, hoor!’, voor ik het wist flapte ik fel uit en probeerde met een glimlachje gauw nog wat te redden. Tevergeefs. Het priemende venijn vlamde nu mijn kant op. Ze duwde haar lippen zo mogelijk nog feller op elkaar en draaide haar blik naar het venster
Ik had Ineke in al die jaren nog nooit over een zus gehoord. Jetty bleek twee verdiepingen lager te wonen, maar bezoeken deden ze elkaar hooguit een keer per jaar.
Ik voelde me teveel en stond op, waarop de zus opeens ook aanstalten maakte. Ze liep gehaast met me mee, en eenmaal in de lift snibde ze me toe dat ik er ook al in was getrapt. Ik moest maar eens bij haar op de koffie komen, want Ineke was heus zo leuk niet als ze leek, hoor! Daar zou ze me wel eens het een en ander over vertellen. Ik liet het maar in het midden, de lift stopte al weer en blij schoven de deuren uiteen.

Dat alles is al weer ruim een jaar geleden en vorige maand is Ineke na een pijnlijk maar gelukkig kort ziekbed overleden. Tot de laatste dag bleef ze helder en vroeg ze me af en toe nog wat Bach voor haar te spelen. Dan keek ze me het hele stuk aan en bleef minutenlang stil als de laatste noot had geklonken. Zo lang ik haar kende vertelde ze verhalen, levendig en humoristisch; anekdotes uit haar klas en belevenissen uit haar jeugd. De dag voor ze stierf vertelde ze me voor het eerst over haar grote liefde.
‘Hij heette Eugène en had donkere krullen. En de mooiste lippen die ik ooit had gezien. Drie jaar verkering hadden we en het was de tijd van mijn leven. Ik zat op de kweekschool en hij op het conservatorium. Elk weekend was een feest.. We wandelden uren door het park en langs de rivier, en gingen picknicken in de uiterwaarden. Heftig verliefd, en niks mocht er in die tijd, dus de uiterwaarden werden ons geheime paradijs..
Af en toe mocht ik bij hem thuis op bezoek komen, en dan speelde hij Bach voor me op de vleugel. Prachtig, mooier heb ik het daarna nooit meer gehoord. En om zijn vader te plagen deed hij daarna nog een paar liedjes Rock and Roll. Op zaterdagavond gingen we altijd dansen bij Adriaansen, de dansschool, en vaak namen we dan Jetty mee. Ze was twee jaar jonger en mocht niet alleen over straat van mijn vader. Een prachtige jonge vrouw, en alle mannen hingen aan haar lippen. Alleen Eugène trok zich niks van haar aan. Lief was ze dan ook niet, maar dat had je al gemerkt.’ Een wrange glimlach en toen ging ze verder: ‘Een keer kwam ze nog vroeg in de avond de dansvloer af en snotterde en pruilde, en met een trillerig stemmetje vroeg ze Eugène of hij haar thuis wilde brengen, ze voelde zich niet lekker. Natuurlijk deed Eugène dat en hij grapte nog, dat ik even het rijk alleen had. Maar het even duurde de hele avond en toen Adriaansen al bijna sloot kwam hij weer binnen. ‘Kom Ineke, ik breng je thuis’. Meer niet.
Zondagmorgen was Jetty kiplekker, uitermate vrolijk zelfs..Een week later ontving ik zijn brief: Jetty bleek die Zaterdagavond snel op te knappen en eenmaal buiten had ze zich als een poesje tegen hem aangevlijd. En het was haar gelukt om hem over te halen een wandeling te maken, want “de buitenlucht deed haar zo goed”. Afijn, om een lang verhaal kort te maken: ze kreeg het voor elkaar dat hij zwichtte voor haar charmes. Nooit zou hij dat nog goed kunnen maken naar mij, en hij maakte de verkering uit.’ Ineke zweeg. Ze deed haar ogen dicht en het bleef een hele poos stil. ‘Mij maakte het eigenlijk niet eens uit. Ik kende mijn zusje en wist niet beter dan dat ze jaloers was op alles wat ik deed en had. Maar Eugène kon zijn schaamte op dat moment niet overwinnen.’
‘Jaren later ben ik hem nog één keer tegengekomen. We waren allebei midden veertig en liepen elkaar letterlijk tegen het lijf in Amsterdam. Een heerlijke middag, waarin we allebei weer even verliefd werden als toen. Maar hij was inmiddels natuurlijk in een huwelijk en het vaderschap beland, en we hebben aan het eind van de dag definitief afscheid genomen.’ Weer was ze stil. Ik was bang dat het hele verhaal haar vreselijk uitputte, maar durfde haar niet te onderbreken. ‘Ach Brenda’, ging ze verder, ‘je hebt me zo veel gegeven aan de piano, ik had met jou weer net zo’n lol als vroeger. Dank je wel!’ Ze zocht mijn hand. ‘Dank je wel, lieve Brenda, en wil je me nu alsjeblieft alleen laten?’
De volgende dag kreeg ik bericht van haar overlijden. Ik wilde haar nog een keer zien en ging afscheid van haar nemen in het rouwcentrum waar ze lag opgebaard. Ze was niet half de statige vrouw meer die ze geweest was, maar iets krachtigs in haar uitstraling was eigenlijk nog steeds aanwezig. En ze glimlachte, dat was mooi. Een glimp van de levenslustige jonge vrouw van welleer.
Het mijmeren in de rust van haar stille aanwezigheid stemde me gepast vredig. Ik besloot nog even te blijven zitten. Opeens ging de deur open en gejammer vulde de ruimte: ‘Nee, ach nee, ik wil haar niet zien, ach die Ineke, nee, dat durf ik niet’. Ze jammerde en klaagde en snotterde, de stem van Henriëtte. Met kleine beetjes liet ze zich nu voortduwen de kamer in. ‘Kom nu maar moeder, probeer het maar wel’. Een vriendelijke vrouw van mijn eigen leeftijd had een arm om haar moeder heen geslagen en duwde haar nog wat verder naar binnen. ‘Nee, ach nee, ons Ineke, och toch, och toch, ons Ineke, verschrikkelijk, verschrikkelijk!’ Ze wendde zich met veel misbaar af. ‘Dat kan ik niet aan, dat kan ik niet aan!’ ‘Toe nou moeder, probeer het nou maar wel, je krijgt er spijt van, geloof me nou maar. Ze ligt er echt heel mooi bij.’ Het misbaar verschoof millimeter voor millimeter richting de kist. Opeens was het stil. Henriëtte keek in de kist en klapte om als een blad aan de boom. ‘Ach die Ineke, kijk nou toch, ja, ze ligt er mooi bij en… Hee, dat kettinkje! Da’s waar ook, jij! Nou zeg, dat heb ik nou altijd willen hebben’. Kordaat greep ze in Inekes hals en haakte het kettinkje los. ‘Zo!’ Voldaan stond ze op en in één beweging gleed het kettinkje in haar tasje. ‘Kom, we gaan’. Jetty pakte haar dochter bij de elleboog en weg waren ze.
Verbouwereerd staarde ik hen na.
‘Mijn hemel!’ hoorde ik mezelf fluisteren.
Ach Brenda, opgeruimd staat netjes. Geschrokken keek ik om. Ineke glimlachte.